Motte van Halbeek
De eerste vermelding van de motte ‘van Halbeek’ komen we in 1237 tegen. Nu is het een gewone, onopvallende wei. De Mottewei ligt tussen het huidig kasteeltje van Halbeek en de - eerder rechtgetrokken - Herk. Hier stond ooit een versterkte toren op een kunstmatige heuvel, aarde dat men had opgehoopt door een omliggende gracht uit te graven Deze gracht kreeg haar voeding van de Houwersbeek . Later werd deze gracht dichtgemaakt en rond de boerderij van Halbeek in een nieuwe, uitgegraven gracht, de Graef, omgeleid. De oorsprong van dit soort verdedigingswerken lag in de Vroege Middeleeuwen toen op deze heuvels een motburcht of mottekasteel[1] werd gebouwd. Aanvankelijk in hout, later in steen zoals deze nog te zien zijn in Groot-Gelmen of in Wijer. Naast deze motburcht lag er eerder al een laathof waar men woonde. Er was ook een boerderij. Door de mottetoren kon men die beter tegen dieven en erger beschermen. De Motte van Halbeek had een doorsnede van zo’n 65 m en moet in de 11e of 12e eeuw ontstaan zijn en gaf de familie een zekere status. Verscheidene stukken grond in de buurt van de Halbeekse motte waren in leen gegeven aan de abdij van Sint-Tuiden. Belangrijk hier is de ligging van Halbeek vlak bij de parochiegrens van Herk-de-Stad en Donk. Doordat deze grens juist door het ontstaan van Halbeek is komen vast te liggen kunnen we uit de datering van het laathof en de motte ook de datering van deze grens afleiden waardoor we een beter inzicht krijgen van op welke manier in deze streek de grenzen van de parochies ontstaan zijn. In 1960 werden bij plaatsing van een mazouttank gebroken brikken, geglazuurde tegels, middeleeuws aardewerk en een munt van Philips II, geslagen in 1593, gevonden.
Bronnen: Noodgebied, Karel Verhelst Lic. Moderne Geschiedenis
Archief Jos Leemans, André Smeets, Frank Thiery. Bewerking André Smeets