Schulensbroek
De heropstanding uit de doden
Een winter in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Het Schulensbroek stond weer eens blank en van heinde en verre kwamen de eenden er op af. Dat trok de jagers en stropers aan om hun etensvoorraad aan te vullen met lekkere brokjes. Maar schieten van op een boot was niet zo simpel, vooral door de terugslag. Onze vriend Frans Vanroy verloor zo het evenwicht en kwam in het ijskoude water terecht. Hij werd weer aan boord gehesen en bij de terugkeer in het dorp verwarmd met de nodige borrels. Het duurde wel een tijd eer hij droge kleren aankreeg. Gevolg: een zware “waterfleures”. Toen, in die tijd, waren er nog geen medicamenten ter beschikking om de longen te genezen. Het lichaam moest zichzelf genezen of … de weg naar het kerkhof. Familie en vrienden hielden dan een “stormnovene” aan de kapel van Loye. De dokter zag hem achteruitgaan en besloot tot een operatie. Gezien de toestand van onze Frans en de grote afstand tot een ziekenhuis, werd het een noodoperatie op de keukentafel, ergens tegen de middag. Dr. Mevis sr. begon met drie ribben weg te nemen om goed te kunnen werken. Maar…. al snel zag hij dat het leven van de patiënt aan het wegebben was en toen alle leven geweken leek, werd, uit eerbied, een laken over het lichaam gelegd. Snel werd iemand naar de pastoor gezonden om het H. Oliesel in extremis te komen toedienen. Anderen begonnen geld bijeen te brengen voor de begrafenis. Verrassing: De familie zag plots het laken bewegen en een hand tevoorschijn komen. Het laken werd afgegooid en Frans ging rechtop zitten, graaide in de ketel, vlak bij hem op de Leuvense stoof naar een aardappel, want hij had honger. Frans beloofde, als hij zou genezen, een kapel te bouwen en wel eigenhandig. Het werd de St.-Janskapel, met een groot feest ingehuldigd in 1929, op het driehoekig pleintje, waar vroeger de wip van de schutters stond. Frans heeft nog lang geleefd en heeft, als toezichter, de oude kerk helpen afbreken en de nieuwe kerk helpen opbouwen. Tijdens de laatste oorlog heeft hij als sluikslachter de Duitsers vaak misleid, maar ook vaak problemen gehad. Maar dat is nog een ander spannend verhaal. Met dank aan zijn familie.
Het vliegend schaap van het Schulensbroek
Lang voor dat het Schulensmeer werd aangelegd, ging onze Fil er zijn jachtgebied inspecteren. Hij was een respectabel man en een goede jager en natuurliefhebber. Het was een stille, zonnige dag in het voorjaar en hij genoot van de rust en het mooie weer. Toen hoorde hij een stil geluid, dat precies van boven kwam. En Fil luisterde aandachtig: het leek wel het blaten van een schaap, dat verloren was gelopen. Toen liepen er geen schaapskuddes in het broek. Dus ging Fil op zoek: achter alle struiken en rietkragen, aan de vele beekoevers en sloten, maar hij vond niets. In zijn haast had hij bijna een paar kievitseieren geplet. Enkele dagen later vertelde hij het gebeuren aan onze burgervader, de baron. Die schoot in een lach en zei: “Fil, ge moet naar boven kijken om dat vliegend schaap te vinden.” Fil voelde zich bedonderd, want zelfs dronkaards zien geen vliegende schapen, alleen roze olifantjes. “Ja, Fil, dat is de baltsvlucht van de watersnip. Als hij omlaag duikt, spreidt hij zijn staartveren en dat geeft een zacht blatend geluid.” In Beringen hebben ze het over een vliegende geit.
De zondvloed van de Brusselaar
Eind jaren 50 van de vorige eeuw kwamen al veel kolonialen terug uit Congo. Ze voelden de spanning in onze kolonie stijgen en namen op tijd de terugvlucht. Een van hen was een Brusselaar die de natuur niet kon missen. Hij kocht van mijn buur een lapje wei in het Schulensbroek. Hij vond de streek zo heerlijk dat hij er veel tijd wilde doorbrengen. Er kwam een betonplaten hok met golfplaten om er te logeren. De eerste nacht, die hij hier doorbracht, barstte boven de streek een hevig onweer los, met daarbij zware regenval. Bij zo’n “flos” stond het broek binnen de dag volledig onder water. Onze natuurminnaar kon nog net, om middernacht, het vege lijf en zijn auto redden. Hij is nooit weergekeerd op de rampplaats en de wandelaars hebben nog jaren een ruïne van betonnen platen zien staan, de vloed heeft het dak weggespoeld. Nu zou men dat een “landmark” noemen en beschermen.
Marcel Derhaeg