Oude kerktoren van Schulen
De oude kerktoren van Schulen dateert uit de 15de eeuw en is het oudste gebouw uit Herk de stad met nog enkele bezienswaardigheden die nog niet door de hele bevolking gekend zijn. Het is nog een van de weinige torens waar een uurwerk op staat met daarin een jaartal en waarvan de toren nog versierd is met metseltekens.
Deze magische metseltekens vindt men nog terug op oude gebouwen en worden aanzien als tekens van (bij)geloof. Het gros van de metseltekens dateert uit de 16de -17de eeuw en werden later nog veelvuldig aangebracht.
De toren is een bakstenen constructie die de tijd heeft getrotseerd ondanks de branden die er geweest zijn, en spreekt nu nog altijd tot de verbeelding. Werden deze metseltekens door de metsers zelf uitgevonden of waren zij verplicht deze in opdracht van de opdrachtgever aan te brengen? Wie zal het juist weten?
Ook op de oude kerktoren van Schulen vinden wij deze decoratieve compositie met extra boodschap terug. Vooreerst zien wij rechts het Calvariekruis dat als beschermteken tegen onheil werd aangebracht. De voet ervan verwijst naar Golgotha of de Calvarieberg = de berg waar Jezus gekruisigd werd. Verder vinden wij er ook nog links de kelk op terug als een teken van christelijk geloof. Gevulde ingekleurde kelken werden vroeger ook gebruikt als afweersystemen tegen hekserij. Andere tekens die men ook nog op dergelijke gebouwen tegenkomt zijn kruisen en zandlopers. Deze verwijzen per definitie naar de tijdloosheid. Hier op deze kerktoren vinden we deze laatsten niet terug, doch op de balustrades van oude kerkhoven, waaronder dat van Donk en Herk-de-Stad en vele anderen, komen deze gegevens nog steeds terug.
Aangezien deze toren ook een toevluchtsoord was voor de bevolking bij naderend onheil, zoals plunderingen, vonden de mensen hier bescherming en dit werd nog eens versterkt door de tekens die erop aangebracht werden die een magische lading voor hun betekenden.
Mogelijk werden deze tekens aangebracht bij de heropbouw van de toren in 1709 en 1710.
Hoe kunnen we deze metseltekens nu nog herkennen?
Dit gebeurde door het selectief gebruik van afwijkende gekleurde bakstenen.
De beperkte mate van controleerbaarheid van het bakproces in de primitieve ovens van weleer leverde ook afwijkende gekleurde misbaksels op daar men geen juiste controle kon houden op de toevoer van zuurstof tijdens het bakproces. Van een aantal stenen, en vooral de koppen, die te dicht bij de vuurhaard lagen, werden de materiaalkorrels van de klei tot op zo een hoge temperatuur verhit waarbij zij net niet smolten. De contactpunten van de materiaalkorrels klitten aaneen waardoor er een zeer harde zwarte zone ontstaat (sintering).
Het kleurcontrast van deze misbaksels werden door de metselaars creatief gebruikt om de metseltekens aan te brengen (de zwarte koppen werden zo ingemetseld zodat zij goed tot uiting kwamen in de rode bakstenen).
De twee metseltekens vindt men in de travee boven het kerkportaal.
Uitzonderlijk op deze oude toren is het uurwerk dat er op werd aangebracht met het jaartal 1782 en de initialen van de maker ervan (zie foto 4 ). Dit uurwerk was een vervanging van een oud uurwerk, waarschijnlijk in hout, in 1782. Dit zien we duidelijk in de smeedijzeren constructie. Het is een uurwerk met maar één wijzer wat normaal was in die tijd. De cijfers die er op aangebracht zijn, zijn de Romeinse cijfers, aangebracht met klinknagels en het cijfer 4 werd aangebracht als Romeins cijfer IIII en niet als IV. Dit was allemaal gebruikelijk in die tijd. Van dit cijfer IIII zijn al twee streepjes, samen met de klinknagels verdwenen.
Ook bij het cijfer III ontbreekt één streepje en bij het cijfer VIII, hangt er ook al een streepje los aan te bungelen. Dit heeft natuurlijk te maken met de weersomstandigheden en roest van het ijzer. Met wat kosten kan dit euvel verholpen worden.
De gemeente Herk de stad heeft er destijds een uitkijktoren willen van maken, maar is niet volledig in zijn opzet geslaagd daar we aankijken tegen de daken van de omliggende huizen en bomen. Met een beetje goede wil kan men er toch nog een uitkijkplatform van maken of misschien er een periscoop op laten zetten zodat het geheel niet afbreekt en men toch nog de mogelijkheid heeft om een zicht te werpen op het Schulens meer en Schulens broek. Het zou een prachtig zicht geven als toeristische attractie en als poort vanuit Schulen naar het Schulens meer toe.
Verder treffen we voor het jaartal de letters ” M A “ aan, wat een dubbele betekenis kan hebben: van het latijn magister artium= meester in de kunsten of mana auctors = van de hand van de schrijver, zodat we kunnen lezen: ik ondergetekende, meester in de kunsten, Mulckers Arnold, heeft vervaardigd in 1782 dit uurwerk.
Dat de heer Arnold Mulckers dit ook gemaakt heeft, vinden we terug in het rijksarchief van Hasselt , in het registrum pro communiage Schulensi, opgemaakt door de Heer Anthoon Grauwels en Lambert Lambrechts, burgemeesters van Schulen in 1782. Onder de rubriek ‘uitgaven’ van de gemeenterekening 1766-1787 lezen we het volgende : van eenen nieuwen wijser aen de thoren aen Arnold Mulkers , smit tot Schulen gegeven : 108 gulden, o stuivers en 0 oortjes
Van ‘t houd te maeken achter den wijzer aan P. Peters: 8 gulden , 15 stuivers, 0 penningen
Aan het lood tot den wijzer: 3 gulden, 11 stuivers, 1 penning
Van de hollogeri daer toe te maeken : 2 gulden, o stuivers, 0 oortjes
Aan H. Van der Eycken van kalk en den selven te haelen : 0 gulden, 7 stuivers, 2 oortjes.
Wat heeft dit uurwerk toen gekost? Het is niet zo dat we gewoon de gulden moeten omrekenen naar de huidige Belgische frank, maar eerder kijken wat men toen verdiende: als we de jaarrekeningen bekijken zien we bijvoorbeeld dat de jaarwedde van een kapelaan toen 160 gulden bedroeg (is ongeveer 11 stuivers per dag). Een landbouwer of arbeider verdiende toen ongeveer 14 stuivers per dag door hard te werken.
In de republiek der verenigde Nederlanden werd destijds gerekend met guldens – stuivers en oortjes, penningen. Een Carolus gulden bestond uit 20 stuivers en een stuiver uit 16 penningen. 4 oortjes = 1 stuiver( zie foto 5)
Als we nu de archieven raadplegen, komen we in de registers altijd 3 kolommen tegen die als volgt zijn samengesteld, zowel voor inkomsten als uitgaven. Het noteren ervan ging als volgt : 3 cijfers of getallen, gescheiden door streepjes of dubbelpunten. Zo lezen we bijvoorbeeld =
“ twee boomkens voor de schole gekocht”: 6 0 0
“ voor ze te laeten zagen”: 4 0 0
“ den overschot te klieven en weg te varen” : 0 15 0
Waarbij de eerste kolom de guldens weergaf, de tweede de stuivers en de derde de oortjes.
We kunnen hier dus uit afleiden dat het klieven en wegvoeren van de overschot van het hout 1 dag besloeg. Soms staat dat bij sommige werken ook weergegeven en zien we dat het dagloon van een arbeider 14 stuivers bedroeg.
Maar wie was nu Arnold Mulckers ?
De naam ‘ Mulckers – Mulkers- Mulkus’ is de beroepsnaam van melkers – melkmannen .
De schrijfwijze ervan wordt volledig dooreen gehaald en dat merken we duidelijk in de archieven waarbij de naam van de vader als “ Mulckers” geschreven wordt en deze van de zoon als “ Mulkus’; Men schreef toen ook wat men hoorde en velen konden niet lezen of schrijven. Dit komt zeer veel tot uiting in de stukken waarbij zelfs getuigen bevestigden dat zij niet konden lezen en of schrijven. Sommigen konden met veel moeite hun naam schrijven. Pas na 1800 komt in de juiste schrijfwijze van de namen enige structuur en wordt dit vastgelegd en dan nog worden er schrijffouten gemaakt.
Bij de raadpleging van stukken in het rijksarchief te Hasselt lezen we dat de heer Arnold Mulckers, geboren werd te Alken op 20/02/1749 als wettige zoon van Arnoldi Mulckers en Anna Catharina Aerts met als doopgetuigen Arnold Guillelmus Ponselet en Barbara Mulkers zijn.
Zijn vader, Arnold werd ook gedoopt in Alken op 24/08/1713 met als doopgetuigen Henricus Oris en Helena Creten. Hij was getrouwd met Anna Catharina Aerts .
Dit huwelijk telde zeven kinderen, te weten: Gisbert-Anna Maria – Anna Catharina – Christiaen – Hendrik – Arnold – Anna Elisabeth, waarbij de Arnold die wij bedoelen het vijfde kind was.
Op een bepaald ogenblik moet hij zijn uitgeweken naar Hoei, waar hij woonachtig was in de parochie St. Dionisius. Op 12/11/1776 huwde hij er met Josepha Le Paege in Hoei, afkomstig van de parochie Saint Germain.
Samen hadden ze drie kinderen, allen geboren te Schulen, te weten
Arnoldus Franciscus, geboren op 25/02/1779 en overleden in 1796. Zijn doopgetuigen waren twee mensen uit het dorp, te weten johannes Franciscus Stiers en Elisabeth Schoofs.
Joannes Lambertus, geboren op 28/02/1782 met als doopgetuigen Catharina Mulkus en Theodorus Colemont.
Petrus joannes = 04/06/1785 met als getuigen johannes melaer en joanna Catherina van der eycken . Later wordt hij hoefsmid in Schulen.
Het is deze laatste ook die op 20 oktober 1809 het overlijden komt aangeven op de burgerlijke stand van zijn vader Arnold, samen met de getuige pierre serdons, zijn buurman.
Uit de uittreksels van de burgerlijke stand blijkt dat deze Petrus Johannes of Jean Pierre op 01 mei 1809 in het huwelijk is getreden als 23 jarige zoon van Arnold Mulkers die hem vergezelt met uitzondering van zijn moeder die reeds was overleden. Hij gaat hier het huwelijk aan met Marie Therese Cox – 22 jaar en ook gedomicilieerd in Schulen.
Wanneer hij echter het overlijden aangeeft van zijn vader op 20/10/1809 in Schulen, wordt door dezelfde wethouder (Jean Francois Vaes ) opgeschreven dat de aangifte gebeurde door de heer Jean Pierre Mulkers op 25 jarige leeftijd , samen met de buurman Pierre Serdons, 72 jaar. Arnold zou overleden zijn in de leeftijd van 62 jaar.
Uit verdere gegevens blijkt dat Arnold Mulckers wel degelijk de smid moet geweest zijn van het uurwerk van deze kerk want uit een ander document dat de telling weergeeft van het aantal inwoners in Schulen vinden we in het jaar 1796 dat de heer Mulckers sedert 16 maart reeds 20 jaar in Schulen woont, in de Neerstraat en dat hij 51 jaar oud is en zijn echtgenote 49 jaar en dat samen met hem een inwonende zoon woont van 14 jaar (Franciscus) en nog 2 kinderen onder de 12 jaar.
Dit alles zou dus kunnen kloppen. En zo is alweer een wetenswaardigheidje van de toren achterhaald.
François Peeters met de hulp van Urbain Jouck, Ria Lemmens, Rudo Vanhees, Jos Leemans, de bibliotheek en toeristische dienst van Herk-de-Stad en het Rijksarchief van Hasselt.