Wapenschild Herk-de-Stad
Wanneer de eerste stadszegels in de 12e/13e eeuw in gebruik komen, zijn dit eenvoudige stempels zonder heraldische figuren. Ze zijn “de handtekening” om akten en contracten van de magistraat en schepenakten te bezegelen. Gewoonlijk neemt men het zegel van de heer van het dorp. Wanneer hij sterft wordt de vorm (mold) vernietigd. Een volgende heer heeft een andere zegel. Wanneer dit een erfgenaam is kan het zegel verder gebruikt worden. Het gebruik van een stadszegel voor het officieel ondertekenen van stadsstukken gebeurt geleidelijk aan. Vanaf de 17e eeuw zijn ze onmisbaar om de officiële stukken tussen de stad en de burger te bevestigen. Meer nog, in een ordonnantie van 19 juli 1775 verplicht keizerin Maria-Theresia de schepenbanken in Vlaanderen tot een eigen zegel. Een jaar later hebben de meeste steden zich een stadszegel eigen gemaakt en tegen het eind van de eeuw heeft het stadszegel overal zijn ingang gevonden. Om er nog uit wijs te geraken begint men al die stadszegels te boek te stellen. De steden die hun zegel opfleuren met een kroontje of andere verwijzing waar ze geen recht op hebben worden teruggefloten.
Met de Franse Revolutie komt er een einde aan het Ancien Regime en de gebruiken hierrond. De adel als dusdanig wordt niet afgeschaft maar “La noblesse héréditaire est pour toujours abolie.” Aanvankelijk dienen wapenschilden in/op huizen/kastelen/kerken/voertuigen verwijderd te worden. In september 1792 wordt het eenheidszegel een rechtopstaande vrouw, met in de ene hand een pijlenbundel en in de andere een lans, getopt met een Frygische muts. Wanneer Napoleon aan het bewind komt, keren de heraldische symbolen terug: het stadszegel draagt nu de beeltenis van de keizer aan de ene zijde, soms ook met op de keerzijde de gekroonde keizerlijke adelaar.
Donk, 8 juli 1798, beeltenis van de keizer.