Raymond Enckels
Apotheker Raymond Enckels (°Herk-de-Stad 23/11/1892 - +Herk-de-Stad 28 of 29/07/1968) hield zich al in de vorige eeuw bezig met planten en insecten. Hij was de zoon van apotheker Emile Enckels (°Halen 03/09/1860 - +13/02/1921) die van Halen in 1886 naar Herk was gekomen. Raymond volgde de kleuterklas bij de Ursulinen van Herk-de-Stad, de lagere school in de gemeenteschool, zijn humaniora deed hij in Hasselt en in 1911 ging hij naar het “Collège Notre Dame de la Paix” te Namen om er de lessen van de Kandidaturen voorbereidend op de artsenijkunde te volgen. Twee jaar later ging hij naar Leuven maar – wegens de Eerste Wereldoorlog – studeerde hij er pas in 1920 af. In dit jaar huwde hij ook met Anna Brems. Zijn twee kinderen kwamen beiden in de farmacie terecht. Net toen hij zich als apotheker in Beringen wou vestigen, overleed zijn vader waardoor hij in Herk bleef en een eigen apotheek op de markt begon. Hier deed hij analyses van bloed en urine, gaf voordrachten in en buiten de provincie en stichtte het ‘Vlaamse kruis’. In 1922 werd hij al provincieraadslid voor Limburg, in 1926 gemeenteraadslid in Herk en van 1933 tot 1942 burgemeester. In 1942 werd hij lid van de bestendige deputatie. Zijn politieke overtuiging en ook zijn scherp uitgesproken ‘Vlaams’-zijn lagen waarschijnlijk aan de basis van de politieke moeilijkheden die hij na de tweede wereldoorlog gekend heeft: van 1945 tot 1947 werd hij geïnterneerd. Dit neemt niet weg dat hij in Herk-de-Stad en daarbuiten erg geliefd was, in 1965 werd hij door het gemeentebestuur gehuldigd. Hij ontving bij die gelegenheid een gouden penning. Hij werd voorzitter van de plaatselijke wielerclub, de Raiffeisenkas en ridder in de Leopoldsorde. Ook was hij rentmeester van de Eeuwenoude Broederschap van het Allerheiligste Sacrament. Als dusdanig zagen de kerkgangers hem mee opstappen met de rondgang in de kerk na de hoogmis. Naast zijn politieke belangstelling had hij ook veel aandacht voor heemkunde, genealogie en plantkunde. Hij publiceerde vanaf 1956 tot aan zijn dood in 1968 in “ ’t Nieuws van de Week”, “het Oude Land van Loon” , “Limburg” etc… over voorname families en historische figuren uit de streek.
Zijn grootste belangstelling ging echter uit naar de plant- en insectenkunde waarin hij zich al in Namen interesseerde.
In zijn dagboek schreef hij op 1 januari 1931: Voor een vijftal jaren is de liefde tot de kruiden en bloemen opnieuw in mij ontwaakt. Ik ben toen begonnen met de bestudering der kruiden, welke in onzen hof en onzen boomgaard groeien. Daarna heb ik mijn onderzoekingen verder gedreven tot den onmiddellijken omtrek: de weg langs d’oude vesten, de velden, de veldwegen, bijzonder den weg van aan den watermolen tot aan Spekbrug, waar de plantengroei rijk en weelderig is. Wanneer hij op 6 september 1947 terug thuis is van zijn hechtenis, is het eerste wat we in zijn dagboek lezen: “Terug thuis! In onzen tuin en boomgaard heb ik in bloei gevonden: ….volgt een opsomming van bloemen en planten. Wanneer zijn vrouw in het hospitaal ligt schrijft hij op 10 oktober 1952: In de ziekenkamer van mijn echtgenote heb ik wesp nr. 111 gevangen. Ondertussen had hij een verzameling van bijen, wespen en vliegen aangelegd die later overgemaakt werd aan de Zoo van Antwerpen. De observaties en uitstappen met vrienden werden de laatste jaren wat minder. De laatste aantekening is van 8 juni 1968: In de tuin staat de Duitse Andoorn in bloei. Kort daarop valt hij van de trap en sterft na zes weken coma op 29 juli 1968. De verbanden die hij vond tussen de dieren, planten, bodemgesteldheid en het weer publiceerde hij in verschillende boeken en artikels.
Bronnen: Kring voor de Geschiedenis van de Pharmacie in Benelux / Cercle Benelux d’histoire de la Pharmacie Bulletin N° 56 Februari 1978 Archief Jos Leemans Archief André Smeets