De Swinnens
De Swinnens waren een familie van haammakers/gareelmakers in Herk-de-Stad in de 19de en 20ste eeuw
In de gichten en criminele rollen uit het ancien régime treffen we zelden verwijzingen naar ambachten aan. Wij vonden er eentje in Herk in de 17de eeuw, in een registratie van de schepenbank: 1641: erfbegeving door de stad Herck van haar VETTERIJ gelegen in de Calensteege tussen de wal en de stadsgrave, aan Guill. Hussin, vetter en GREELMACKER.
Op 30 april 1785 legde Dorus Colemonts voor de Herkse schepenbank bekentenissen af, weliswaar onder “tortuur”, over diefstallen in de Herkse kerk. Vijf mannen hadden op de markt, ten huize van Janneken den Hamaker [alias Johannes Swennen] het complot voor de misdaad gesmeed. Vernoemde Jan Swennen kwam dus aan de kost als haammaker. Hij werd in maart 1786 voorgeleid, 24 uur op de pijnbank gelegd en bekende daarna zijn deelname aan de diefstallen in de kerk, waarna hij op 5 april 1786 werd terechtgesteld want het ging over een halsmisdaad.
Een haammaker was in de agrarische maatschappij van de voorbije eeuwen onmisbaar. Transport van mensen en goederen was destijds meest afhankelijk van paardenkracht en in de landbouw waren sterke trekpaarden erg gegeerd. Er zullen dus altijd haammakers geweest zijn.
Pas in de volkstelling van 1830 treffen we in Herk opnieuw een haammaker aan: J. Hendrick Vandeput, die gehuwd was met Marie Elisabeth Haesen. Daarna moeten we wachten tot Guilielmus Swinnen, gareelmaker, naar Herk afzakt.
Eerste generatie = Guilielmus Swinnen, gareelmaker.
Hij was in 1816 geboren in Budingen, trouwde in 1847 met Josephina Fredericx in Geetbets en had dan al Herk als verblijfplaats. Hij stierf in Herk in 1882. Via deze Guilielmus kregen we in Herk drie opeenvolgende generaties Swinnens als haammakers/zadelmakers/gareelmakers.
Tweede generatie: Hippolyte, Petrus Julianus en Theodore Swinnen
Zijn oudste zoons, Hippolyte (°Herk 1850) en Petrus Julianus (°Herk 1853), waren al snel ‘gareelmakersgast’. De stiel werd toen immers van vader op zoon doorgegeven. In de volkstelling van 1911-1920 vonden we op de Markt nr. 87 Petrus Julianus, getrouwd met Marie Leontine Somers, als zadelmaker. Hyppolite trouwde in Geetbets met Anna-Marie Vangenechten en wellicht is hij zich daar als zadelmaker gaan vestigen.
Ons verhaal gaat over de jongere zoon, Theodore (°1861). Hij oefende zijn ambacht als zadelmaker in de Hofstraat uit (nu Zoutbrugstraat), en diens oudste zoon, Henri Gustaaf Theodoor, was ook weer ‘zadelmakersgast’. De woning van Theodoor bestond uit het werkhuis van de leerbewerkers, hun privé-vertrekken en een café, genaamd ‘In de Congo’, uitgebaat door zijn vrouw, Marie-Louise Willems (°1863). Daar hebben ze hun 12 kinderen grootgebracht: Clement, Hippolyte, Henri, Marie, Leontine, Alfons Emiel, Leonie, Guillaume, Pierre, Elvire, Pelagie en Leopold. Vele van hun afstammelingen hebben in Herk een belangrijke rol gespeeld in het cultureel leven!
Theodoor liet een groot schrift na waarin zijn klanten opgetekend stonden met het werk dat voor hen verricht was. Uit dat orderboek leer je heel wat over getuig, zowel voor rijpaarden als voor tuigpaarden maar het vraagt wat gepuzzel want Theodoor schreef in een taaltje dat typisch was voor die tijd: een verbastering van Franse woorden, vermengd met Herks dialect. Hij doet zo herstellingen aan een ‘smet ’, hij zet een stuk in de ‘koetshulp’ en heeft twee ‘vleugels’ opgemaakt! Maar hij repareert ook een ‘souventriere’ of een ‘sellette’ , hij zet een stuk in een ‘bretelle’ en maakt een ‘cravache’ ! Alle voorwerpen waar leer bij te pas kwam, werden door Theodoor vervaardigd of hersteld: riemen van het zadel, een halster, een halsband voor een hond, koetsgetuig, toom, teugel, schoolransel enz…
Theodoor maakte niet zo heel veel nieuwe stukken. Hij ‘repareerde’ en ‘zette stukken in’: in 1888 een nieuw onderzadel voor Livinus Robben van Schakkebroek voor 5 fr.; een nieuwe haam voor Hendrik Vanlanden in februari 1888 voor 22 fr.; in 1890 een nieuw kapstuk in de ‘voiture’ van molenaar Cleeren van Stevoort voor 14 fr.; in 1894 maakte hij een haam op voor Alphonse Nickmans van Berbroek, door er twee nieuwe spanen in te zetten, voor 4,75 fr.; in 1895 ‘hervoederde’ hij een haam voor de Pierpont voor 4 fr. enz… Ter vergelijking: in 1894 nam hij Leonie Bonné in dienst en zij verdiende 5fr. per maand!
Derde generatie: Pol van de Congo
De jongste zoon van Theodoor was Leopold, in Herk gekend als Pol van de Congo, geboren in 1905. Toen in de jaren `30 van vorige eeuw een deel van Het Hof in het centrum van Herk werd verkaveld, kocht Pol daarvan een lap bouwgrond en vestigde zich met Melanie Vernijns van Berbroek in wat later de Zoutbrugstraat zou genoemd worden. Hun woonst lag aan de overkant van het geboortehuis van Pol en het werd een tweede ‘In de Congo’, met achter de tapkast Melanie. Via een smalle gang kon je in het werkhuis van Pol geraken.In een interview in 1961 vertelde Pol over zijn werk. Hij was fier op zijn voorouders, die als uitstekende haammakers/ zadelmakers/ gareelmakers in Herk en omstreken veel waardering kenden. Van zijn vader had hij vanaf 13 jaar de stiel geleerd en hij realiseerde zich dat na hem het ambacht niet meer zou beoefend worden. “Met de paarden gaat het immers bergaf”, erkende hij.
Met Pol van de Congo verloor Herk een bekwame vakman van een oud ambacht.
De kinderen van Pol Swinnen bezorgden aan de Geschiedkundige Kring Groot-Herk werktuigen van hun vader, deel van ons cultureel erfgoed.