Urnenveld
Het verhaal van het urnenveld begint bij meester Paul Vangeel, onderwijzer in Herk-de-Stad.
Hij was niet de doordeweekse onderwijzer. Als lid van De Wielewaal liet hij zijn leerlingen kennis maken met wat er allemaal te beleven is in de natuur. Hij vroeg zich altijd af waarom mensen op vakantie gaan naar verre oorden terwijl er hier zoveel te beleven is.
Meester Vangeel was geïnteresseerd in erfgoed en ging op prospectie. Toevallig kwam hij in contact met de pastoor van Halen die hem vertelde dat er een urnenveld moest zijn in de buurt van Halen. Meester Vangeel ging in die buurt op zoek. Op een perceel, dat vers omgeploegd was , in de volksmond de Mortel weyde (klapper 8 PC130006), zag hij enkele scherven en wat as. Hij legde de plaats vast door zich te oriënteren via de weipalen. Wat was er gebeurd? De boer had een nieuwe ploeg gekocht en ploegde daardoor iets dieper. De bovenkant van een urne werd geraakt en naar boven geploegd.
Pol Kimps, die aan de overkant van de weg het dichtst bij het perceel woonde, vertelde dat hij toevallig naast zijn huis een pot gevonden had. De pot was echter dadelijk in stukken gevallen en verloren gegaan.
Meester Vangeel kwam te weten dat er een inspecteur uit Achel, priester Claesen, met archeologie bezig was. Die was bereid om eens komen te kijken. Toen werden een paar urnen opgegraven.
Meester Vangeel bleef niet stilzitten en de Nationale dienst voor Opgravingen werd gecontacteerd. In samenwerking met de gemeente Herk-de-Stad werd aan Luk Van Impe de opdracht gegeven om onderzoek te doen. Er werden Herkenaren aangesteld voor de werken. Meester Vangeel deed zo aan werkverschaffing in de streek. De opgravingen gebeurden tijdens verschillende campagnes. Ook in de ruimere omgeving werd gezocht. 142 graven werden gevonden. Ze dateren van de late bronstijd (1100 - 800 jaar voor Christus) en de La-Tène-tijd (450 - 57 jaar voor Christus). De opgravingen zijn nu bijna vergeten. Enkel teksten en foto’s verwijzen nog naar die belangrijke opgraving in Donk.
Voor meer informatie: zie de publicaties In ARCHEOLOGICA BELGICA nummers 206, 213, 224, 238, 247, 255 en misschien nog andere.